Gerrit Hermanus Ponne ( 1848-1906)

Hieronder volgt een korte beschrijving van het leven van Gerrit Harmanus Ponne dat als gevolg van drankmisbruik een zeer triest einde kende.

Gerrit Harmanus werd geboren op 1 maart 1848 te Heerenveen als zoon van Harmanus Braunius Ponne en Trijntje Freerks Tieleman. Zijn vader was boterkoopman, een beroep dat Gerrit later zou overnemen.

Op 15 mei 1874 huwde hij in de gemeente Opsterland met Rinske van der Zee, die op 8 juni 1848 te Gorredijk was geboren als dochter van Sies Rijkeles van der Zee en Allarda Freerks Oosterbaan.

Op 26 maart 1875 werden Gerrit en Rinske verblijd met de geboorte van een dochter. Ze noemden haar Trijntje naar Gerrits moeder. Trijntje is niet oud geworden, want ze overleed al op achttienjarige leeftijd, op 8 april 1893, aan een hartaanval.

De tweede dochter, Allarda, genoemd naar Rinskes moeder, werd op 25 juli 1876 geboren en huwde te Beetsterzwaag op 19 juli 1901 met de slager Sytze Zonneveld van Franeker. Zij overleed te Bolsward op 26 maart 1953 op 76-jarige leeftijd.

De derde dochter, Johanna Maria, noemden Gerrit en Rinske naar Gerrits grootmoeder Johanna Maria Braunius. Zij huwde met haar achterneef Tette Atzes Dijkstra., die evenals haar vader in boter handelde. Dit huwelijk is later ontbonden.

De vierde en laatste dochter was Tjitske Ponne. Zij werd geboren op 17 oktober 1879. Op 27 mei 1904 trouwde zij in de gemeente Ooststellingwerf met de huisschilder Pier Luitzens Madhuizen uit Emmen. Tjitske werd in 1918 getroffen door de Spaanse griep die in dat jaar in Europa zoveel slachtoffers maakte. Ze overleed te Emmen op 14 november van dat jaar aan deze ziekte op 39-jarige leeftijd. Hun dochter Grietje Madhuizen studeerde voor onderwijzeres en huwde de hoofdonderwijzer Zijlstra in Oosterwolde. Deze Grietje Zijlstra-Madhuizen deed het volgende verhaal over haar grootvader Gerrit Ponne, dat is aangevuld met gegevens uit het archief van de Maatschappij van Weldadigheid (Provinciaal Drents Archief te Assen).

Mijn grootvader Gerrit Ponne was op zich goedig van aard, royaal en vrijgevig. Als koopman reisde hij vaak naar Amsterdam om de boter daar te verkopen. Omdat de reisgelegenheden in die tijd niet geweldig waren, moest hij noodgedwongen nogal eens een nachtje in Amsterdamse logementen doorbrengen. Hij werd dan opgenomen in een gezelschap van notoire drinkers en zo raakte hij aan de drank. Dat liep helemaal uit de hand en zijn handel, maar ook zijn gezin leden daar natuurlijk onder. De drankzucht werd zo erg dat Gerrit af en toe in een toestand van delirium tremens geraakte. De familie Van der Zee trachtte toen een scheiding tussen Gerrit en Rinske te bewerkstelligen, maar Gerrits ouders probeerden van alles om dit te voorkomen.

In 1883 werd Gerrit cafébaas in Nijehaske, niet bepaald een baan die gunstig zal hebben gewerkt op zijn kwaal.

Toen de familie later in Het Meer bij Heerenveen woonde, kwam Gerrit eens dronken thuis en wilde in die toestand zijn vrouw en kinderen met een mes te lijf. Gelukkig kwam de buurman, een schoenmaker, tussenbeide en sloeg Gerrit met zijn schootsvel neer. De buurman rende daarop in paniek naar huis omdat hij dacht dat hij Gerrit had doodgeslagen. Dat viel mee en Rinske kon hem geruststellen: Gerrit Ponne leefde nog!

Waarschijnlijk is Gerrit daarna aan het zwerven geraakt en probeert hij af en toe met bedelen aan de kost te komen. In 1886 wordt hij namelijk wegens bedelarij opgepakt en door de rechtbank te Zutphen voor de duur van een jaar opgezonden naar de dwangkolonie voor landlopers en bedelaars in Ommerschans. Deze strafkolonie ressorteert onder de Maatschappij van Weldadigheid van Generaal Van den Bosch, evenals de kolonies te Veenhuizen en er heerst een streng regiem.

Tijdens dit eenjarig verblijf in Ommerschans moet hij tweemaal voor de justitie verschijnen, te weten op 2 november 1886 en op 26 januari 1887, waarschijnlijk in verband met de in gang gezette scheidingsprocedure door zijn vrouw Rinske. Op 2 maart 1887 wordt de scheiding uitgesproken bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle. Op 22 augustus van dat jaar zit zijn tijd erop in Ommerschans en wordt hij ontslagen.

Een kleine vier maanden later wordt hij weer opgepakt wegens bedelarij en door de rechtbank van Den Haag veroordeeld tot vijf dagen hechtenis en een jaar en drie maanden opzending naar de kolonie in Veenhuizen (Ommerschans is inmiddels als dwangkolonie opgedoekt). Op 7 januari 1888 wordt hij hier geplaatst. Op 7 april 1889 zit zijn tijd erop en wordt hij onder geleide van een veldwachter naar Amsterdam gebracht.

Gerrit kan kennelijk niet meer tot een geregeld leven komen en blijft zwerven en bedelen. Ruim vier maanden later wordt hij opnieuw gearresteerd wegens bedelarij en nu te Alkmaar veroordeeld tot twee dagen hechtenis en twee jaar en negen maanden opzending naar Veenhuizen. Hij verblijft hier van 2 september 1889 tot 29 mei 1892. Na zijn ontslag begeleidt een rijksveldwachter hem van Veenhuizen naar Groningen.

Slechts een kleine drie maanden later, om precies te zijn op 17 augustus 1892 is hij al weer in Veenhuizen terug nadat hij door de rechtbank in Den Haag wegens landloperij was veroordeeld tot een dag hechtenis en drie jaar opzending naar Veenhuizen. Bij "gedrag" in de inrichting staat vermeld: "R.v.T. 14 april 1893."  In deze tijd doet hij een verzoek om gratie dat op 14 juni 1895 wordt afgewezen. Op 17 augustus 1895 wordt hij ontslagen omdat zijn tijd erop zit. De rijksveldwachter geleidt hem nu naar Hamburg.

Het verhaal wordt eentonig, want een maand later is hij al weer terug. Op 5 september van dat jaar is hij in Den Haag wegens landloperij veroordeeld tot nogmaals drie jaar opzending. Van 10 september 1895 tot 10 september 1898 verblijft Gerrit daarom weer in Veenhuizen. In deze periode worden er voor het eerst foto’s van Gerrit gemaakt, een van voren en een en profil, die bij zijn signalement werden gevoegd. Als de drie jaar erop zitten, wordt hij weer een eind weggebracht, nu naar Arnhem.

Waar hij daarna zo lang is geweest, is niet bekend, maar pas drieëneenhalf jaar later is Gerrit weer terug in Veenhuizen. Op 30 januari 1902 was hij door de rechtbank te Breda wegens landloperij veroordeeld tot vijf dagen hechtenis en twee jaar en twee maanden opzending. Bij de beschrijving van zijn signalement staat nu vermeld dat hij een vinger van zijn rechterhand mist. Zette hij de vorige keren op het protocol op fiere wijze zijn handtekening, nu schrijft hij met zo'n beverige hand dat  zijn naam nauwelijks te lezen valt. Op 8 april 1904 wordt hij weer ontslagen.

Dit was zijn laatste verblijf in de dwangkolonie Veenhuizen.  In totaal heeft hij 12 jaar en twee maanden in de dwangkolonies Ommerschans en Veenhuizen doorgebracht.

Waar en wanneer hij is overleden, is tot nu toe onbekend.

Na de scheiding in 1887 was Rinske bij haar moeder in Gorredijk ingetrokken. Haar laatste jaren sleet ze in Franeker bij haar dochter Allarda en haar schoonzoon Sytze Zonneveld die daar een slagerij had. Op een dag stond Allarda met haar zoontje Klaas op de arm voor het huis, toen ze een oude man met een grijze baard op zich af zag komen. Ze schrok heel erg en vloog gillend in huis. Haar man wist de grijsaard (haar vader) weg te werken...

 

Hieronder volgt een kopie van zijn signalementskaart met foto, zoals die in 1896 werd ingevuld.

terug